Joop vindt vreugde in de veranderlijkheid, tijdelijkheid en vergankelijkheid van het bestaan. Hij ziet het leven als een opeenvolging van uitzonderlijke gelegenheden die op het juiste moment te baat moeten worden genomen. En hij omhelst het leven in zijn volle idiotie als een experiment waarin alles mogelijk is. In zijn speurtocht naar meesterwerken huldigt hij de onverschilligheid, niet in de zin van desinteresse, integendeel: met groot enthousiasme treedt hij alle werken, hoe triviaal ook, met dezelfde belangstelling tegemoet. Niet met de bedoeling het hoge neer te halen of het lage te verheffen. Alle werken worden onderzocht op hun unieke wetmatigheid, op dat wat er iets exceptioneels van maakt.